LEVEN AAN ZEE (2)

1. Vul de delen van het strand in op je werkkatern oefening 1.

 

Het woordenboek beschrijft de delen als volgt:

 

- branding: de branding zelfst.naamw. (v.) Uitspraak: [ˈbrɑndɪŋ] golven aan het strand.

- droog strand: plaats op het strand waar weinig vocht in het zand zit.

- laagtij: zelfst.naamw. de minimale waterhoogte als gevolg van de tijdewerking.

- duin: duin|en (meerv.) heuvel van zand met planten.

- hoogtij: zelfst.naamw. de maximale waterhoogte als gevolg van de tijdewerking.

- nat strand: plaats op het strand waar veel vocht in het zand aanwezig is.

- vloedlijn: langgerekte strook die zich op het strand bevindt en overeenkomt met de

                 laatste vloedstand.

 

 

2. Vogels op het strand

 

Opdracht 1: Zet het juiste nummer bij de juiste vogel. Gebruik determinatietabel 1, begin bij start en volg de vragen om te bepalen over welke soort het gaat.

 

1. Aalscholver

2. Grutto

3. Zilvermeeuw

4. Scholekster

5. Kluut

6. Bergeend

7. Rotgans

8. Wulp

9. Kokmeeuw

 

Opdracht 2: De vogels bij opdracht 1 kun je onderverdelen in twee groepen.
- Info over steltlopers.

Opdracht 3: Vul de vragen in.

 

VORIGE
VOLGENDE